-
Lesdoelen
- De kinderen leren zelf een personage verzinnen met handvatten gegeven door de voorstelling en de leerkracht
- De kinderen leren hoe ze lichamelijk een dier kunnen spelen
- De kinderen leren een personage op te bouwen en verder aan te kleden met kostuum, geluid en beweging
-
Voorbereiding
- Voldoende ruimte om te bewegen
- (Eventueel) verkleedkleren om toe te voegen aan de verzonnen dieren
-
Suggestie
Onderstaande opdrachten zijn suggesties tot naverwerking.
Je kunt ervoor kiezen om alle opdrachten te doen, of een gedeelte ervan.
Er zijn 3 opdrachten die je kunt doen:
- Opdracht 1: Dierenpersonages verzinnen
- Opdracht 2: Filosoferen met de leerlingen
- Opdracht 3: Bloemen maken
Opdracht 1: Dierenpersonages verzinnen
Met een paar details beschrijft Hilde een personage dat je je onmiddellijk kan voorstellen.
In een paar zinnen roept ze sentimenten op die je meteen kan voelen.
Word nu zelf een dier!
Enkele voorbeelden:
- regenworm ( met een gigantische buil op zijn hoofd )
- grote bruine beer ( met dikke wiebelkont )
- aap ( speels in de boom met gebalde vuisten )
- haas ( met grote oren en vooruitgestoken tanden )
- specht ( tokt in de bomen en in de grond )
- pad ( die ontploft ) … speel de ontploffing van de pad na.
Hoe?
De kinderen lopen door de ruimte. Op het moment dat de leerkracht in de handen klapt, blijft iedereen staan.
Leerkracht geeft de opdracht.
( bv: Je bent nu een pad. Ik zie aan je kop dat je bang bent. Je lijf wordt dikker en dikker en ontploft. )
De kinderen doen dit elk op hun eigen manier. Alles is juist. Niets is fout.
Op een bepaald teken lopen de kinderen weer door de ruimte.
Leerkracht klapt in de handen, kinderen blijven staan en er volgt een nieuwe opdracht.
( bv. Word nu de beer. Je hoort iets wat je nog nooit gehoord hebt. Muziek. Je kont begint te wiebelen en je gaat op zoek )
Etc.
Verzin een dierenpersonage
Verzin een dierenpersonage.
Zoek een paar beeldende details om hun uiterlijk te beschrijven.
(bijvoorbeeld: groot, klein, kleur van de vacht, grootte van de schubben)
Zoek een paar karaktereigenschappen die eigen zijn aan jouw dier.
(bijvoorbeeld: is je dier lief, slim, snel boos, vaak angstig)
Eventueel kan je kledij zoeken die bij jouw dier past, of een voorwerp.
Heeft jouw personage misschien een bepaalde tic (iets wat het dier vaak doet)? Of een stopwoord?
Gebruik je zintuigen. Hoe ruikt je dier? Hoe voelt het aan? Wat proeft je dier? Hoort je dier? Wat hoort het het meest?
Laat je fantasie stromen! Niets is fout, alles is juist!
Verhaaltje spelen
Werk per 2. Stel je personages voor aan elkaar.
Verzin een plaats en een situatie, een actie. Speel een kort toneeltje waarin de 2 dieren elkaar ontmoeten. Je kan met woorden praten, maar ook in dierentaal.
Opdracht 2: Filosoferen met de kinderen
Beantwoord met elkaar onderstaande vragen.
Let op: er is geen goed of fout!
Laat elkaar uitpraten en vraag door: waarom vind/denk je dat?
Opdracht 3: Maak bloemen
Maak bloemen.
Zo creatief en verschillend mogelijk.
- Schilderen op papier
- Karton
- Op de ramen
- Op de speelplaats
- Op het voetpad
- Op de grote markt…
- Bloemen maken in wegwerpspullen
- Hang ze in de bomen
- Plant ze in de tuin …
Ter inspiratie kan je op google de bloemen opzoeken van bekende kunstenaars.
Zoek bijvoorbeeld naar de bloemen van Vincent Van Gogh, of Andy Warhol. Of bloemen in de beeldhouwkunst.
Zo zie je dat je bloemen kan schilderen, tekenen, maken op heel veel verschillende manieren.
Laten we elkaars hart raken met een groot bloemenfeest!
Stuur mij een foto van jullie kunstwerk!