Vakmanschap vormen
IN GESPREK
Luisteren naar de vragen van kinderen, meegaan in hun verwondering en zelf ook vragen stellen.
Tekst: Hille Takken
Foto: Martijn de Vries
João Vitalis (28) studeerde sociale geschiedenis en educatie. Hij werkt als hoofd educatie in museum Het Schip in Amsterdam. Daar verzorgt hij rondleidingen en begeleidt ambachtsworkshops.
Nanda Zonjee (51) is kleuterleerkracht op de Benedictusschool in Heiloo. Zij is cultuurcoördinator en ook wetenschaps- en techniekcoördinator. Ze scheef ook het boek ‘Ieder kind een talent’ over onderzoekend en ontwerpend leren.
Vakmanschap
João: “Vakmanschap wil zeggen dat iets goed in elkaar zit, dat er veel tijd en energie ingestoken is. Dat maakt het ook duur. Het rolt niet in serie van een lopende band.”
Nanda: “Om het te kunnen maken moet je veel oefenen, of je nu wel of geen talent hebt. Kinderen zeggen soms: “Ik vind het niet mooi, maar wel bijzonder.” Schijnbaar hebben ze het vakmanschap dan wel herkend.”
Vakmanschap ontwikkelen
Nanda: “Ik houd niet zo van methodes. Het is jammer als maar één antwoord op de vraag goed wordt gerekend. Dat remt de nieuwsgierigheid van kinderen. Ik houd van ervaringsgericht werken vanuit thema’s. Het mooiste compliment dat ze me kunnen maken, is: “Dat hebben we niet van juf geleerd, maar van onszelf. In mijn boek laat ik zien hoe je laagdrempelig met techniek aan de slag kunt gaan: hutten bouwen in de zandbak, werken met schaduwen. En vooral: luisteren naar de vragen van kinderen, meegaan in hun verwondering en ook zelf vragen stellen. Waarom heeft een appel een steeltje? Smaken alle appels hetzelfde? Laat ze het bekijken, betasten en proeven.”
João: “Ik stel graag vragen tijdens rondleidingen: wat zijn de verschillen en overeenkomsten tussen dit en dat gebouw? Antwoorden kinderen: “Kweenie…” dan vraag ik door: “Wat zíe je?” Kijken ze beter, dan zien ze dat de gevel van een gebouw in de stijl van de Amsterdamse School glooit, de bakstenen anders liggen en het gebouw veel versieringen heeft. Dat onthouden ze veel beter dan opgedreunde lesjes.”
Nanda: “Ik vond je rondleiding geweldig. Vooral het bezoek aan de modelwoning voor arbeiders, met alle gebruiksvoorwerpen erin. Dat komt dicht bij de belevingswereld van kinderen. Zo leren ze niet alleen over architectuur, maar ook hoe mensen vroeger leefden.”
João: “We laten gebouwen zien, maar ook het Jugendstil-interieur. Het gaat over stijl, over de Amsterdamse school. Wat we vertellen, overstijgt verschillende vakken: handvaardigheid, geschiedenis, maar ook aardrijkskunde. Het gaat ook over hoe een stad in elkaar zit. En over hoe mensen wonen. Zo hebben we een krotje waar bezoekers in kunnen. Je kunt als gids vertèllen dat poepemmers stonken. Dan luisteren ze beleefd. Zien ze zo’n emmer naast een fornuis staan, dan roept dat emoties op. Dat maakt veel meer indruk.”
Vakmanschap waarderen
João: “Het gaat ook om passie laten zien, zelf ergens helemaal voor gaan. Maar het meeste leren kinderen door iets te ervaren. Bijvoorbeeld hoe het voelt om een guts door linoleum te duwen. Juist als je dat niet meteen kunt, waardeer je meer wat een vakman wel kan. Museum Het Schip heeft een ambachtslokaal ingericht waar we workshops geven. Er is veel belangstelling voor. De ene keer gaan we mozaïeken, de andere week figuurzagen of de maquette van een huis maken. Het valt mij bij de workshops op dat kinderen veel aangereikt willen krijgen. Ze beginnen niet met tekenen, maar zeggen wel: “Kan ik niet”. Als ze eenmaal aan de gang gaan, behalen ze leuke resultaten, maar dat opstarten is lastig.”
Nanda: “Jammer is dat hè? Je zou willen dat kinderen redeneren zoals Pippi: “Ik heb dat nog nooit gedaan, dus ik denk dat ik dat wel kan.”
João: “Ik vind kinderen vaak erg prestatiegericht. “Mijnes is mooier”, hoor je dan. Ouders zitten er ook bovenop. Dan hoor ik hen zeggen “Kijk, dat moet je zo doen.”
Nanda: “Bij workshops om een auto te laten rijden op windenergie, zien we ouders de autootjes in elkaar zetten. Dan leren de kinderen dus niks. Zo ontstaat een afrekencultuur, gericht op het eindproduct en niet op het proces. Het gaat er niet om dat het afkomt, maar om het uitproberen: wat werkt wel en wat werkt niet. Zeggen ze “Kan ik niet,” dan laat ik zien dat Van Gogh niet precies tekende wat hij zag. Hij bedacht zijn eigen stijl. En dan zeg ik: “Nu ben jij de kunstenaar en ga jij je eigen stijl ontwerpen.” Dat helpt. Dan beginnen ze aandachtig te tekenen… bloemetjes voor de ramen, een kat erbij… Het is belangrijk dat ze van alles uitproberen. Creativiteit wordt later ook van ze gevraagd. Straks ontwerp je je eigen kopje uit een 3D-printer. Dit is de generatie van de makers.”
Vakwerk
In de meeste scholen is tegenwoordig geen handvaardigheidlokaal meer te vinden. Handvaardigheid moet passen binnen de reguliere leslokalen. Daardoor verschraalt het aanbod. Deze Prikkels gaat over een herwaardering van vakwerk, van handwerk en technieken. Omdat we veel talent te kort doen als we kinderen niet laten ontdekken wat ze met hun handen kunnen.
Lees magazine online