Oorlogsgeheimen

Activiteiten naar keuze

  • Krantenopdracht

    Krantenopdracht

    Tijdsduur: 15 minuten
    Voorbereiding: Verzamel een stapel dagbladen, of zet de website www.oorlogskranten.nl klaar op de computer(s).

    • Verdeel de klas in groepjes van vier.
    • Deel de kranten uit, of geef de leerlingen de mogelijkheid om de website met oorlogskranten te raadplegen.
    • Elk groepje kiest één bericht. Ze formuleren waarom juist dit bericht hen aanspreekt. Zorg dat de vraag ‘Wat is oorlog?’ duidelijk aan bod komt.

    De groepjes dragen hun gekozen bericht voor aan de klas. Bespreek elk bericht kort met elkaar:

    • Wat staat erin? Staat dit in alle berichten?
    • Waarom raakt dit bericht hen het meest?
    • Komen alle aspecten van een oorlog aan bod?
    • Wat is oorlog eigenlijk?

    Uit alle berichten kiest de hele klas er tot slot één. Bespreek deze keuze opnieuw aan de hand van bovenstaande vragen.

  • Wij zijn verschillend!

    Wij zijn verschillend!

    Tijdsduur: 30 minuten
    Voorbereiding: Lees zelf het boekfragment door dat gebruikt wordt in deze opdracht. Leg schrijfpapier voor elke leerling klaar.

    • Lees het boekfragment voor aan de klas. Hierin wordt duidelijk dat Maartje en Tuur erg van elkaar verschillen.
    • Vraag: Waarin verschillen zij van elkaar? (Maartje is een meisje, Tuur is een jongen. Maartje is Joods, Tuur niet.)

     

    Ben ik anders?

    Elke leerling krijgt een vel papier. Hierop schrijven ze drie eigenschappen waarvan ze denken dat anderen deze niet hebben.
    Vraag vervolgens:

    • Wat betekent het om anders te zijn?
    • Is het erg om anders te zijn?
    • Hoe ga je om met mensen die anders zijn?
    • Heb je wel eens ruzie omdat je anders bent dan anderen? Zo ja, wat doe je dan?

    Inventariseer wat de leerlingen hebben opgeschreven. Hierdoor komt waarschijnlijk naar voren dat er overeenkomsten tussen de leerlingen zijn, maar ook verschillen. Benoem beide (godsdienst, geslacht, leeftijd, gezinssamenstelling…)

    Nota bene: Uiteindelijk komen de leerlingen gezamenlijk tot de conclusie dat iedereen anders is: iedereen is ‘uniek’!

     

  • Gedicht schrijven

    Gedicht schrijven

    Tijd: 45 minuten
    Voorbereiding: laat onderstaand gedicht op het bord zien.

    • Leg uit wat een gedicht is (korte zinnen, versvorm etc.).
    • Lees het volgende gedicht voor:

    Herinnering

    Diep weggestopt tussen gedachten
    Ligt nog steeds die herinnering
    Aan een zwart en grauw verleden
    Vol angst en marteling
    Maar wie houdt de herinnering levend
    Als niemand die nog bij zich draagt
    Wie zorgt dat er niet wordt vergeten
    Dat de herinnering niet wordt weggejaagd
    Elk jaar eraan denken
    2 minuten, heeft dat zin?
    Even stilstaan bij wat geweest is
    Het is niet veel, maar een begin

     

    (Nathalie van der Zande, 17 jaar, dichter op de Dam, 4 mei 2002. Zie: www.4en5mei.nl)

    Aan de slag!

    De leerlingen maken een keuze uit een van de onderstaande onderwerpen en schrijven daar een gedicht over. Het gedicht moet minimaal 8 regels tellen.

    • Oorlog
    • Bevrijding
    • Dagelijks leven in de oorlog
    • Verraad
    • Onderduiken
    • Na de oorlog

    Bespreek de gedichten in de klas en vraag een aantal leerlingen waarom ze juist voor dit onderwerp hebben gekozen.

    Schrijftips

    • Begin met een brainstorm: schrijf alles op wat in je opkomt bij een naam, een gevoel of een gebeurtenis. Door het associëren komen je op ideeën en ontstaat soms al een rijtje woorden die je kunt gebruiken.
    • Een andere associatieoefening is die van de zintuigen. Bedenk bij een bepaalde herinnering of een gevoel hoe het eruitziet, wat je hoort, wat je ruikt, hoe het smaakt en wat je voelt.

     

  • Kringgesprek over vriendschap en ' houden van'

    Kringgesprek over vriendschap en ‘houden van’

    Tijdsduur: 30 minuten
    Voorbereiding: Lees zelf het boekfragment door dat gebruikt wordt in deze opdracht.

    De leerlingen verkennen begrippen als ‘vriendschap’ en ‘houden van’. Hierbij gaat het vooral om de invulling die de leerlingen eraan geven en het belang ervan voor hen.

    • In de kring: vertel zelf eerst over iemand die u lief of aardig vindt, en waarom.
    • En/of lees het boekfragment voor waarin vriendschap een belangrijke rol speelt.

    Nodig daarna de leerlingen uit om te vertellen. Vraag:

    • Waarom vind je iemand aardig?
    • Waarom is iemand je vriend of vriendin?
    • Waarom vind je je vriend of vriendin aardig?
    • Wat vind je vriend of vriendin aardig aan jou?
    • Wat doen jullie graag samen?
    • Wanneer is je vriend of vriendin niet aardig?

    Besteed ook aandacht aan de verschillen tussen vriendschap met een jongen of met een meisje.