Creativiteit

Creativiteit: hoe?

Als je iets maakt doorloop je een creatief proces. Je bedenkt een doel en werkt daar stapje voor stapje naar toe. Als leerkracht geven processen grip. Net als modellen creëren ze overzicht.

Het proces start vaak met een vraag, idee, onderwerp of opdracht. Daarna doorloop je vier fases: oriënteren, onderzoeken, uitvoeren en evalueren. Deze fases zijn niet volledig van elkaar gescheiden, maar lopen in elkaar over. Tijdens iedere fase vindt reflectie plaats. Zo wordt een leerling zich bewust waarom hij/zij bepaalde keuzes maakt.

Oriënteren

Tijdens de eerste fase wordt de waarneming en verbeelding van leerlingen aangesproken. Leerlingen kijken, luisteren, ruiken, proeven en voelen. Zij denken aan hun herinneringen en maken associaties. Zij leven zich in en doen ideeën op.

Onderzoeken

De leerlingen onderzoeken verschillende mogelijkheden. Zij bouwen voort op hun associaties. Zij brengen ideeën met elkaar in verband. Zij divergeren. Ofwel: zij bedenken zo veel mogelijk manieren om een probleem op te lossen of een doel te bereiken.

Uitvoeren

Belangrijkste vaardigheid in deze fase is het convergeren: verschillende ideeën komen samen in een oplossing of product. Leerlingen richten zich op één punt. Zij gebruiken hiervoor de vakspecifieke kennis en vaardigheden.

Evalueren

In de laatste fase kijken leerlingen terug naar het proces dat zij hebben doorlopen en naar het eventuele eindproduct.

Er zijn verschillende modellen voor het creatief proces. We geven er twee. De eerste hebben we zelf ontwikkeld, de tweede is van Stichting Leerplanontwikkeling (SLO).

Modellen voor 21e eeuwse vaardigheden

Creativiteit is een van de 21e eeuwse vaardigheden. Ook voor het werken aan deze vaardigheden zijn verschillende modellen ontwikkeld. Het KSAVE-model is hiervan een voorbeeld. Je werkt aan kennis, vaardigheden, houding, waarden en normen en past dat toe op de verschillende gebieden.