Creativiteit

Creatief doen

Met oefeningen kun je leerlingen beter maken in het doorlopen van een creatief proces. En daarmee worden ze als vanzelf creatiever. De oefeningen komen uit de teamtrainingen van Creatief vermogen en methodes als Weten waar de woorden zijn en Creativiteit. Hoe?Zo!

  • Een inspirerend begin

    Deze oefening gaat over de eerste fase van het creatief proces: de oriëntatiefase. Creativiteit is alleen mogelijk als je de waarneming (kennis, zintuiglijke ervaringen, gevoelens en herinneringen) en de verbeelding van leerlingen aanspreekt.

    • Vertel een spannend of persoonlijk verhaal als start van de les.
    • Toon een kunstwerk, lied, prentenboek, gedicht dat aansluit bij een thema.
    • Toon een film, foto of animatie op het digibord.
    • Kom uit een doos tevoorschijn om het te kunnen hebben over inhoudsmaten.
    • Breek een bord om breuken te behandelen.
  • Een leuke opdracht

    Deze oefening gaat over de eerste fase van het creatief proces: de oriëntatiefase. Met deze oefening kader je opdrachten in. Maak je geen zorgen: je beperkt de creativiteit van je leerlingen niet als je kaders geeft. Kaders moedigen juist aan tot creatieve oplossingen. Het stimuleert het denken buiten de kaders! En er zijn leerlingen die zich onprettig voelen bij te open opdrachten: ze klappen dicht.

    Gebruik het onderstaande schilderij en volg de volgende stappen:

    • Formuleer het doel van de opdracht in één zin.
    • Formuleer het doel niet te breed, maar juist concreet.
    • Stel een ‘hoe-vraag’ (de manier waarop).
    • Stel een ‘bedenk-vraag’ (focust op eindresultaat).
    • Gebruik de ‘wie, wat, waar, wanneer en waarom-vragen’ voor het verzamelen van informatie.
    • Herformuleer eventueel de opdracht.
  • Een appel doorgeven

    Deze oefening gaat over de tweede fase van het creatief proces: de onderzoekende fase. Geef een appel aan elkaar door. Bij elke persoon verandert de appel in iets anders. Wat kan de appel ook zijn? Beeldt dit uit zonder te spreken.

    Variant 1: Hij verandert niet van vorm en niet van grootte.
    Variant 2: Hij verandert niet van vorm, maar wel van grootte.
    Bespreek hoe dit gaat. Wat is lastig en waarom? Hoe voel je je als je niet op een idee komt of als je veel ideeën hebt?

  • Van woorden naar een verhaal
    • Noem drie willekeurige woorden, bijvoorbeeld blauw, Sahara, kommetje. Iedereen heeft drie eigen woorden.
    • Maak van de drie woorden een verhaal van 3 tot 5 regels.
  • De knopendoos

    Deze oefening doorloopt alle vier de fases van het creatief proces: oriënteren, onderzoeken, uitvoeren en evalueren.

    • Welke herinneringen heb je bij de knopendoos?
    • Wat kan je allemaal met knopen doen?
    • Welke beelden roepen verschillende knopen bij je op?
    • Is er een knoop die een gevoel bij je oproept?
    • Aan welke sprookjesfiguren denk je bij verschillende knopen? Vertel hun verhaal.
    • Hoe zou je de knopen allemaal kunnen sorteren?
    • Maak diverse soorten verzamelingen met de knopen: denk behalve aan uiterlijke kenmerken zoals kleuren en vormen ook aan hele andere dingen, zoals sprookjesfiguren, natuur, historie, bloemen, geuren.
    • Hoe kun je de knopenverzamelingen mooi tentoonstellen?
    • Hoe presenteer je ze?
    • Schrijf er een tekst bij of bedenk er een verhaal bij en presenteer deze.
  • De boze wolf naar de tandarts
    • Hoe zien wolven er uit?
    • Hoe ziet de wolf van het verhaal er precies uit?
    • Hoe ziet een tandartskamer eruit en wat gebruikt de tandarts allemaal?
    • Wat zou er bij de tandarts kunnen gebeuren?
    • Wat zou de wolf denken dat de tandarts gaat doen?
    • Hoe zou de tandarts reageren?
    • Hoe loopt dit af, bedenk eens 5 verschillende situaties.
    • Begin met een mooie startzin, bijvoorbeeld: “Op een dag kreeg de grote boze wolf een brief van de tandarts…”.
    • Schrijf een kort verhaal.
    • Eindig met een mooie slotzin.
    • Bundel de verhalen en deel ze uit.
    • Lees de verhalen zo spannend of humoristisch mogelijk voor.