De wind smaakt naar drop

Woorden sprokkelen

45 minuten

  • Lesdoelen
    • De leerlingen kunnen hun zintuigelijke waarnemingen verwoorden.
  • Voorbereiding en benodigdheden
    • tekenpapier en potloden
    • 3 bakjes of dozen labelen en klaarzetten
    • leg een grote verzameling blaadjes klaar

     

    • Maak een selectie uit de keuze zintuigopdrachten en spelletjes. Het is niet nodig ze allemaal achter elkaar uit te voeren.
    • Lees de informatie bij Extra informatie. Hierin wordt uitgelegd hoe je de ontdekkingen van de leerlingen bijhoudt.
    Benodigdheden
  • Extra informatie

    In deze les ga je met je leerlingen middels korte opdrachten en spelletjes woorden verzamelen in de klas. Om de waarneming van de leerlingen te verscherpen wordt er in elke opdracht bij een specifiek zintuig stilgestaan. De woordverzameling wordt in les 2 gebruikt om (gezamenlijk) een gedicht te maken. Hiervoor wordt een stramien (werkblad Sprokkelwoorden) gebruikt die als volgt is gecategoriseerd:

    1. Zintuigwoorden. In de eerste kolom komen woorden te staan die een zintuigelijke ervaring omschrijven (hoe het ruikt, voelt etc.) Bijvoorbeeld: zoet, zout, zacht, kriebel of klanknabootsingen zoals boink, prrr, pfft etc.
    2. Wat is het? In de tweede kolom komen de namen van voorwerpen te staan waarbij een zintuigelijke ervaring heeft plaatsgevonden. Bijvoorbeeld: gum, boek, pen, plant, stoel, auto etc.
    3. Waar is het? In de derde kolom komen woorden te staan die de plek aanduiden waar het voorwerp (van de zintuigelijke ervaring) thuishoort of waar de zintuigelijke ervaring zelf was. Bijvoorbeeld: op de tafel, in mijn la, op de gang etc.

    Neem 3 bakjes en label ze volgens het stramien. Tijdens de opdrachten noteer je de woorden die je leerlingen ontdekken op losse blaadjes en deel je ze in. Bekijk na elke opdracht de oogst: welke woorden kunnen jullie toevoegen aan de woordverzameling? Zijn er veel woorden te ontdekken in de klas?

Film bekijken

Jullie gaan een filmpje bekijken over deze vijf vriendjes die samen een avontuur beleven. Let goed op wat elk vriendje doet!

  • Wat gebeurde er in de film?
  • Wat deden Smikkel, Raak, Toontje, Kiek en Snif?

Snuffelen zoals Snif

Net zoals de vriendjes in de film gaan we proeven, voelen, horen, kijken en ruiken. Eerst in de klas en daarna buiten. Net zoals Snif maken we samen een gedicht, er komt een juf op bezoek om ons daarbij te helpen.

  • Wat heb je nodig om een gedicht te maken? En waarmee maak je een gedicht?

We beginnen met onze neus om snuffelwoorden te verzamelen. Kunnen jullie zo goed ruiken als Snif? Maak deze zin af:

Hier in de klas ruik ik …” (voorbeeld de natte verftekeningen op de tafel) “Wat ruiken jullie?”

Nu mogen jullie in groepjes gaan snuffelen! Loop even rond en snuffel zoals Snif.

  • Wat ruiken jullie? Waar ruikt het naar? Waar roken jullie het?

Schrijf alles op wat jullie vinden en bewaar ze in bakjes.

  • Zijn er veel woorden gevonden voor de verzameling? Zouden het er genoeg zijn om een gedicht mee te maken?

Klankwoorden verzamelen

Net als Toontje gaan de leerlingen luisteren met hun oren. Ze verzamelen woorden die met de geluiden die ze gehoord hebben te maken hebben. Dat gaat als volgt:

Doe allemaal je ogen dicht en je handen als kommetjes achter je oren. Probeer heel goed te luisteren naar de geluiden in de klas. Pas als ik klap mag je stoppen.

  • Wie kan er een geluid noemen? Welke geluiden zijn alweer weg en welke klinken nog door?
  • Waar komt het geluid vandaan denk je? Wat zou dat geluid kunnen maken?

Schrijf op welke geluiden jullie gehoord hebben, waar het geluid vandaan komt en hoe ze klinken. Bijvoorbeeld: auto – in de straat – brrrroem, of: klok – aan de muur – tiktak.

  • Welke woorden zijn er gevonden?

Voelwoorden verzamelen

Net als Raak gaan we woorden verzamelen door te voelen. Voelen kun je op verschillende manieren. Het gaat als volgt:

  • Pak iets uit je laatje. Bijvoorbeeld propje papier, schrift, gummetje of lievelingspen. Alles is goed!
  • Pak het vast en doe je ogen dicht. Laat het door je handen gaan.
  • Hoe voelt het? Hard, zacht, koud, warm, ruw, glad, kriebelig of puntig?
  • Leg het neer en voel met de rug van je hand. Voel je wat anders?
  • Voel nu met je wang en het puntje van je neus. Wat voel je?
  • Wat heb je ontdekt, hoe voelde het voorwerp?
  • Kwamen er nieuwe ontdekkingen als je met een ander lichaamsdeel ging voelen?

Schrijf op welke voorwerpen jullie hebben verzameld, hoe het voelt en waar je het hebt gevonden.

  • Welke woorden zijn er gevonden?

Anders kijken

Jullie gaan woorden verzamelen door goed te kijken. Maar soms lijken dingen opeens op iets anders. Wat zag Kiek bijvoorbeeld in de stam van de boom? In deze opdracht gaan we anders kijken.

  • Pak allemaal iets uit je la (bijvoorbeeld propje papier, gummetje of lievelingspen, alles is goed!)
  • Bekijk het op allerlei manieren: bekijk het van onderen, van boven, van dichtbij en van veraf. Bekijk het met een oog dicht en door je wimpers.
  • Teken het onderwerp wat je hebt gepakt, vanuit verschillende ooghoeken.
  • Lijkt het al ergens anders op? Waar lijkt het op?
  • Leg het voorwerp op het papier en trek het om. Waar lijkt je tekening op?
  • Teken er iets bij, of teken oogjes. Bekijk je tekening. Waar lijkt het nu op?
  • Veranderde het onderwerp nadat je erop getekend had?

Schrijf op welke voorwerpen jullie hebben verzameld, de plek waar het thuishoort en waar je aan denkt als je het ziet. Bijvoorbeeld: propje – in mijn la – voetbal.

Bewaar jullie tekeningen voor in les 4!

  • Welke woorden zijn er gevonden?

Smaakwoorden kun je vinden door te proeven. In het filmpje bijvoorbeeld ontdekt Smikkel door de lucht te proeven dat de wind naar drop smaakt.

Neem een hapje uit de lucht!

  • Waar smaakt de lucht in het lokaal naar? Smaakt de lucht binnen anders dan buiten denk je?
  • Wat kun je hier nog meer proeven? Waar zou bijvoorbeeld het raam naar smaken of je tafel?
  • Waar zou jij een hapje van willen proeven?
  • Kies iets uit in de klas. Hoe denk je dat dat smaakt?

Schrijf de namen van de gekozen voorwerpen op, met hun ‘smaak’ en de plek waar het voorwerp thuishoort.

  • Welke woorden zijn er gevonden?