Willie Wurm zoekt een tuin

Keuzelessen

60 minuten

Kies uit de volgende lessen minimaal één les uit om met de leerlingen te doen. Meer mag, maar hoeft niet!

Let op:

In de verschillende lessen wordt steeds naar een deel van het verhaal over Willie Wurm verwezen. Wanneer je niet alle lessen doet, mis je dus stukken.

Ga als volgt te werk: als je bijvoorbeeld alleen de les over Jacques Slak doet, lees dan eerst de stukjes over Peter Pissebed voor, en dan dat over Jacques.

Tot slot kies je zelf een handig tijdstip voor de rest van het verhaal. De leerlingen zijn natuurlijk razend nieuwsgierig hoe het met de dieren afloopt!

Vriendjes voor Peter Pissebed

Maak kennis met de pissebed en teken een fantasiekriebelbeest.

  • Lesdoelen
    • De leerlingen bekijken een pissebed met een loeppotje.
    • Ze oefenen met wasco
    • Ze verbeelden wat ze zien, en voegen eigen fantasie toe
  • Benodigdheden
    • Loeppotjes
    • Groot vel papier; stevig tekenpapier (briefkaartformaat)
    • Cocktail- of satéprikkers (of kraspennen, spijkers)
    • Lichte kleuren wasco; zwarte wasco of Talens Dekzwart; kwastjes
  • Tijdsindeling
    • Voorbereiding: 30 minuten
    • Opdracht: 20 minuten
    • Fantasiekriebelbeest: 30 minuten

Peter Pissebed zat onder zijn kleine blaadje op straat. Grote schoenen liepen vlak langs hem over de tegels. Het was er veel te gevaarlijk. En het was er te licht, te droog en misschien waaide het blad weg. Hij liet zich van de stoep af rollen. Wegwezen! Hij rende zo snel als al zijn poten hem konden dragen door de goot langs de stoeprand. Waar was een donker holletje? Waar kon hij wegkruipen?

Kijk goed naar Peter Pissebed op de foto.

Leg een groot vel papier op de grond en teken met een waskrijtje in één lijn de ovale contour van de pissebed.

Laat de leerlingen goed kijken naar de foto op het digibord. Hoeveel schubben? Steken ze opzij uit? Hoeveel poten? Hoe dik? Voorkant? Achterkant? Wat is daar te zien?

Teken mee wat de kinderen benoemen.

Vriendjes maken!

De leerlingen tekenen een kriebelvriendje voor Peter Pissebed.
Hang de grote tekening voor iedereen zichtbaar op.

We maken nu een klassiek werkje: Wasco onderlaag, afdekken met zwarte plakkaatverf, en daarna een vorm intekenen door de verf weg te krassen.

  • Herinner de leerlingen aan de dingen die ze door de loep hebben gezien: vorm, schubben, sprietjes, poten…
  • Wijs hen op het grote portret van Peter Pissebed. Gaan zijn vriendjes op hem lijken?
  • Sommige leerlingen verzinnen er misschien onderdelen bij die niet bij een pissebed horen. Dat is beslist niet fout! Een tekening is niet de werkelijkheid en maakt eigen inbreng mogelijk. Ook een kunstenaar doet vaak onvoorspelbare dingen.

Het huis van Peter Pissebed

De klas schiet Peter te hulp, en maakt schuilhuisjes van klei.

  • Lesdoelen

    De leerlingen zijn in staat om steentjes te kleien en hiervan een bouwwerkje te maken.

     

  • Benodigdheden
    • Twee handen grind
    • Twee kleuren zachte klei, 1/2 brood per kleur
    • Kartonnen ondergrondplaatjes
    • Onderleggers; vuilniszakken
  • Voorbereiding
    • Leg het grind voor iedereen zichtbaar op een tafel.
    • Verdeel de klei in mandarijngrote stukken, één per leerling
    • Snij kartonnen plaatjes, 10 x 10 centimeter, één per leerling.
    • Zet het terrarium in het midden.
  • Tijdsindeling
    • Voorbereiding: 20 minuten
    • Kleiles: 30 minuten

Peter Pissebed wachtte tot het nacht was en ging toen op pad. Ineens hielden de kale stoeptegels op. Er was een groot gat in de stoep, waar je het zand weer kon zien. Langs het zand stonden grote stapels stenen. Boven op elkaar. Maar wat zag hij daar? Onder de stenen waren mooie holletjes, waar hij als pissebed heel goed in kon kruipen. Daar was het donker en vochtig! Hoera!


In het holletje droomde hij een pissebeddendroom over pissebeddenhuizen. Hij zag ze voor zich: hoge huizen, lage huizen, scheve huizen, ronde huizen en ook een huisje als een toren. Daar wilde hij wel wonen, in dat dorp!

Peter Pissebed zoekt een plek om in weg te kruipen. Als de leerlingen allemaal een huisje voor hem maken, heeft hij een heel dorp om in te gaan wonen!

  • Van wat is het huis gebouwd waar jij in woont? 
  • En de school?

Maak van klei een huis voor Peter Pissebed. Je kunt zoals op het voorbeeld eerst de losse stenen maken, en het daarna opbouwen.

Belangrijk:

  • De stenen hechten niet aan karton; werken op een kleitegel geeft wat meer stevigheid.
  • Een opengevouwen vuilniszak over de kleiwerkjes vertraagt het droogproces.

Zet de huisjes naast elkaar en bekijk ze samen.

  • Lijken ze op elkaar? Waarom wel/niet?
  • Noem verschillen. (hoger, breder, grote/kleine stenen, gladde/ruwe stenen…)

Jacques Slak

Bekijk het prachtige huisje van Jacques en laat je inspireren door de natuur.

  • Inhoud en lesdoelen

    De leerlingen maken kennis met de slak. Ze drukken een monoprint van een spiraalvorm, of stempelen spiralen met plasticine.

    • De leerlingen kunnen iets over de slak vertellen.
    • Ze kunnen een spiraal tekenen en deze afdrukken met de monoprint-techniek.
    • Ze kunnen van plasticine een spiraal rollen en hiermee stempelen.
  • Benodigdheden
    • Het verhaal (pdf) over Willie Wurm
    • Schone, gladde placemats of onderzetters, circa 20 centimeter doorsnee
    • Plakkaatverf in sprekende kleuren; brede kwasten (spalters); verfbakjes
    • Tissues
    • ecoline of vloeibare waterverf
    • Kopieerpapier
    • Waslijn en knijpers
  • Tijdsindeling
    • Voorbereiding: 30 minuten
    • Opdracht 1: 10 minuten
    • Monoprint: 30 minuten

Jacques Slak was langzaam. Als het gevaarlijk werd, verstopte hij zich. En daar lag hij nu op de stoep, bij de lantaarnpaal, opgerold in zijn huisje. De tuin uit geveegd met een bezem.

Gelukkig was zijn huisje nog heel. Hij wachtte tot hij zeker wist dat alles rustig was, dat er niets bewoog, en zeker geen bezem. Toen schoof hij uit zijn huisje, rekte zich uit, stak zijn ogen omhoog en zag de lantaarnpaal. Langzaam klom hij recht omhoog. Hij was al een heel eind omhooggeklommen toen er een hand kwam, die hem vastpakte en ondersteboven hield. (Het was een jongetje met zijn moeder.)

‘Kijk mama, een slak.’

‘Bah, PieterJan, doe weg.’

En de hand van Pieter-Jan droeg Jacques Slak naar een bosje vlak bij de weg, waar veel groene blaadjes waren. Hij zette hem in een struikje, op een blad.

‘Zo,’ zei PieterJan, ‘dat vind je wel fijn, denk ik.’

‘Ja,’ zei Jacques, ‘dank je wel.’

Bekijk de foto van Jacques de Slak.

  • Vragen
    • Wat voor kleuren heeft een slak?
    • Hoeveel voelsprieten heeft een slak?
    • Is het huisje hard?
    • Loopt een slak snel?
    • Wat voor vriendjes heeft een slak, denk je?
    • Welke slak is de jongste? Welke is de oudste? Waarom denk je dat?
  • Hoe noemen we de vorm van het huisje?

    Een spiraal

  • Kun je met je hand in de lucht een spiraal maken?
  • Smeer met een kwast een placemat vol met een dunne laag verf
  • Teken er met de vingers een spiraal in
  • Je kan het zo vaak overnieuw doen als je wil: Schilder er gewoon overheen.
  • Als je tevreden bent, leg dan een printpapier op de placemat en wrijf er overheen. Afdruk klaar: ophangen aan de waslijn, rug aan rug.
  • De leerlingen ruilen na elke afdruk van verfbord. Zo ontstaan mooie mengkleuren. Wordt het een grauwe brij, maak dan de placemats met een grote, vochtige spons min of meer schoon.
  • Maak stempelkussens door tissues op een schoteltje met inkt te leggen
  • Geef elke leerling twee stukjes plasticine (of eventueel klei) van circa 3 x 3 centimeter.
  • Van het ene bolletje maken ze een slang en rollen die op. Het andere stukje plakken ze erbovenop als handvat.
  • Op een strook papier stempelen de leerlingen een rij spiraalvormen. (Let op: de stempel slijt; de spiraal wordt immers in elkaar gedrukt.)
  • Ze tekenen er eventueel een lijfje onder, met voelsprieten en ogen.

Bekijk samen de drukwerkjes.

  • Was het moeilijk om een spiraal te maken?
  • In welk werkje is de spiraal goed te zien?
  • Wat voor verschillen zie je? (dunne/dikke spiralen, grote/kleine, nette/rommelige)

Makker Merel

De Merel had de wormen nodig om haar jongen te voeren! Maak samen met de kinderen nestjes.

  • Lesdoelen
    • De leerlingen kunnen iets over de merel vertellen.
    • Ze kunnen klei met gras mengen.
    • Ze zijn in staat klei in een vorm te laten drogen.
  • Benodigdheden
    • (Slap gemaakte resten) klei
    • Fijngeknipt gras, of hooi uit de dierenwinkel
    • Onderleggers
    • Kommetjes, kleine bakjes of theezeefjes
    • Folie of vuilniszak van circa 20 x 20 centimeter
  • Voorbereiding
    • Verzamel dor gras, hooi, of andere knipbare sprieten, of laat de leerlingen dit van huis meebrengen. Knip het in stukken van enkele centimeters, voor elke leerling een handvol.
    • Doe (resten) klei in een emmer en kneed er water doorheen tot de klei slap en zacht is, te nat om mee te boetseren (maar geen slib!). Begin hier minstens twee dagen van tevoren mee.
    • Knip het plastic in stukken van 20 x 20 centimeter.
    • Zet alle benodigde materialen klaar.
    • Maak om te oefenen zelf een nestje.
  • Tijdsindeling
    • Voorbereiding: 45 minuten
    • Opdracht 1: 10 minuten
    • Nestje maken: 45 minuten

Makker Merel floot met prachtige hoge en lage tonen, vlug en langzaam. In de verte floot nog een
merel, in de volgende straat. Het leek wel of ze elkaar antwoord gaven. Het werd donker, de zon was ondergegaan en Makker Merel hield op met fluiten. Hij keek om zich heen. Alles was rustig. De mensen waren binnen en de poezen ook.

Toen zag hij iets. Daar bij dat grasveldje. Er bewoog iets. Het leken wel… Ja, het waren drie dikke regenwormen! Zo vlug als hij kon vloog hij over de tuinen, over de tegels en landde bij het grasveldje. Net te laat! De regenwormen waren verdwenen. Diep de grond in.

Verhip,’ zei Makker Merel en hij hipte weg.

Bekijk een stukje film over een merel op haar nest, en luister naar het geluidsfragment.

Zang Merel

Breng in herinnering hoe bang de wormenfamilie was voor die grote zwarte vogel.

  • Vragen over de Merel
    • Wie heeft er wel eens een merel of andere vogel op wormenjacht gezien?
    • Hoe zag je of het mevrouw of meneer merel was?
    • Hoe kun je de merel herkennen?
    • Wie heeft hem wel eens horen fluiten?

Vertel hoe vader en moeder merel een nest bouwen: ze vliegen héél vaak heen en weer om sprietjes en dunne takjes te halen. Met een beetje modder wordt het nest steviger.

Ook de leerlingen gaan een nest bouwen, al kunnen mensen dat niet zo knap als vogels.

  • Hoe bouw je zo'n nestje?
    • Kneed het gras door de slappe klei op een stuk plastic
    • Maak er een pannenkoek van, 10 cm in doorsnede en ongeveer 0,5 cm dik.
    • Leg de pannenkoek voorzichtig met plastic en al in het kommetje of de theezeef. Duw voorzichtig aan tot een mooi kuiltje ontstaat.
    • Na één dag is het nest droog genoeg. Maak dan de binnenkant van het nest lekker zacht, met draadjes, watjes, zachte papiertjes, veertjes… Wat zouden jonge merels fijn vinden?

Leg de gemaakte nestjes bij elkaar.

Wat zijn de verschillen?

Neem de nestjes mee naar huis, en plaats ze samen met je ouders in de tuin. Misschien kiest Makker Merel jouw nestje wel uit om in te broeden!