Sinterklaas

Sinterklaas in de kleuter- en onderbouw

Oriënteren: Sint heeft hoofdpijn

Als leerkracht heb je verschillende lappen, een (kartonnen) baard en een mijter voor je liggen. Langzaam verkleed je je als Sint. Vervolgens spreek je de kinderen ook aan in de rol van Sint. Zet drie stoelen op een rij. Wijs drie kinderen aan die aan de andere kant van het lokaal gaan staan als Pieten. Als Sint zit je op de middelste stoel en je laat je blinddoeken. Sint heeft hoofdpijn, dus de Pieten moeten heel zachtjes doen. Ze proberen zo zacht als ze kunnen naast Sinterklaas te zitten. Als Sint een Piet hoort wijst hij in de richting van het geluid en zegt: “Au, mijn hoofd”. Als Sint in de goede richting wijst, gaat Piet in kleermakerszit op de grond zitten. Lukt het de Pieten om naast de Sint te gaan zitten?

 

Onderzoeken: Piet, waar is je cadeautje?

De kinderen zitten in de kring. In het midden staat een kind met ogen dicht De kinderen in de kring geven een cadeautje door. Op een teken opent het kind in het midden de ogen. Wie heeft het cadeautje? Een klein cadeautje is natuurlijk gemakkelijker te verstoppen dan een groter. Varieer daarmee. Variatie: Het cadeautje wordt ergens verstopt. De zoeker zoekt en de groep zoemt zacht en harder, wanneer de zoeker in de buurt komt.

 

Onderzoeken: Wat is weg?

In de kring liggen spulletjes/cadeautjes/sinterklaasspullen. De kinderen kijken goed. Een kind draait zich om. Een attribuut wordt weggehaald. Wat is weg? Variatie; spullen op een andere plek leggen, iets erbij leggen.

 

Uitvoeren: De Toverkoffer

Laat een koffer zien en vertel dat dit een toverkoffer is. In de koffer zitten allemaal cadeautjes. Doe de koffer een stukje open en haal een denkbeeldig cadeautje uit de koffer. Maak het pakje open en beeld uit wat erin het pakje zit. Kunnen de kinderen zien wat er in het pakje zit? Vraag de kinderen om na te denken over een cadeautje dat ze graag zouden willen hebben. Geef een cadeautje aan een kind, die het uitpakt. Laat zien of het cadeau groot of klein, zwaar of licht is. Het kind laat zien wat het met het cadeau kan doen door dat uit te beelden. Kan de rest van de klas zien wat er in het pakje zit?

Uitvoeren: Gedichtjes in de kring

Leer onderstaand gedichtje aan met gebaren:

 

Pietjes glijden door de schoorsteen

 

Pietjes klimmen op het dak

 

langs de regenpijp naar boven

 

met cadeautjes in hun zak

 

klauteren op vieze daken

 

heel voorzichtig-pan voor pan

 

en daar worden al die Pietjes

 

echt ontzettend smerig van

 

dus als het allerlaatste kindje

 

ook een pakje heeft gehad

 

moeten alle Pietermannen

 

keurig een voor een in bad

 

Uit: Het grote versjesboek van Marianne Busser en Ron Schroder.

 

  • Glijden: van de stoel afglijden
  • Klimmen: op de stoel klimmen
  • Klauteren: klauterbewegingen op de plaats
  • Heel voorzichtig: pan voor pan, voetje voor voetje lopen
  • Ontzettend smerig: vuil afkloppen van hun kleren
  • Ook en pakje heeft gehad: pakje geven aan een ander kind
  • Een voor een in bad: de pietjes wassen zich