Oorlog zonder vader

Hoe houd je een filosofisch gesprek? Informatie voor de leerkracht

Wat is filosoferen?

Een filosofisch gesprek klinkt misschien zwaar en ingewikkeld, maar het gaat gewoon om een open gesprek waarin alles mogelijk is. Vaak levert dit een plezierig moment met veel verrassende uitspraken op. In een filosofisch gesprek bestaan geen goede of foute antwoorden. Er zijn meerdere antwoorden mogelijk en soms zelfs dat niet. Het gaat vooral om het samen zoeken en onderzoeken. Vertel dit de leerlingen voordat je met het filosoferen begint.

Regels en werkvormen

 

  • Regels en werkvormen
    • vinger opsteken
    • bedenktijd geven
    • twee aan twee overleggen voor het een kringgesprek wordt
    • werken met binnen en buitenkring
De lengte van een filosofisch gesprek wisselt. Soms is het gesprek klaar in 15 minuten, soms gaat het langer door. Dat hangt af van het moment, de groep en hun betrokkenheid. Probeer uit.

Vijf gespreksfasen

  • Openingscenario

    In de opening gaat het er vooral om de interesses van de leerlingen te wekken: ja, dit is interessant! En ook: hé, hoe zit dit? Het denken van de leerlingen richt zich op dit onderwerp. Filosofische gesprekken kunnen beginnen met een verhaal. Maar ook andere dingen lenen zich voor een opening. Een experimentje, een filmpje, een gedicht, een toevallige vraag.

  • Startvraag

    De startvraag is de vraag die een filosofische kwestie openbreekt, een vraag die maakt dat je zin krijgt om te beginnen. Een ingepakte vraag die je graag uit wilt pakken. De vraag die het thema aanslingert. Neem de tijd voor het openingsscenario met de startvraag!

  • Vervolgvragen

    De vervolgvragen doen twee dingen. Het eerste: je brengt er de dialoog mee op gang. Wie wil er reageren op …? Wie wil iets vragen aan …? Dit zijn algemeen geformuleerde vragen die de dialoog kunnen bewerkstelligen. Als het goed gaat, hebben de reacties op de startvraag en de inventarisatie daarvan de kwestie ook in de breedte laten zien, de verschillende antwoorden weerspiegelen de verschillende kanten die er aan de kwestie zitten. In algemene termen is de vervolgvraag: Wat vind je van de argumenten, van de gedachten van de anderen? Alleen moet die vraag liever in een concreter jasje gestoken worden.

  • Verdiepingsvragen

    Verdiepingsvragen zijn vaak waarom vragen. We vragen de kinderen om na te denken over de redenen waarom ze iets vinden. Waarom vind je dit het belangrijkste? Waarom kies je hiervoor en niet…? Daardoor verdiepen we het gesprek en brengen dialoog tot stand.

  • Andere invalshoek

    Ieder gesprek kan vastlopen, we weten (even) niet meer hoe we met de vraag verder kunnen. Een nieuwe invalshoek kan helpen om het gesprek nieuwe energie te geven. We benaderen het thema van een andere kant. Nieuwe invalshoeken kun je ook achter de hand houden en/of bewust inbrengen, juist om de kinderen uit te dagen van een andere kant naar de kwestie te kijken.

     

  • Afronding

    Een gesprek moet afgerond worden en dat is niet altijd makkelijk. Gespreksleiders hebben vaak behoefte aan het formuleren van een conclusie, de kinderen hebben die behoefte ook. We kunnen echter niet genoeg waarschuwen voor de neiging om in de conclusie verder te willen gaan dan de groep gegaan is.