Vleugels

Na de voorstelling

  • Lesdoelen
    • De leerlingen reflecteren op de voorstelling die ze hebben gezien
    • De leerlingen leggen het verband tussen (gebeurtenissen uit) de voorstelling en hun eigen belevingswereld
  • In het kort

    De verwerking bij de voorstelling bestaat uit drie delen vragen:

    1. Vragen over wat jullie hebben gezien
    2. Vragen over wat je vond
    3. Vragen en vervolgvragen
  • Voor de leerkracht

    Kies vragen die aanspreken. En ga door op een vraag wanneer je merkt dat het onderwerp iets losmaakt.

1. Vragen over wat jullie hebben gezien

Door na de voorstelling na te praten, verdiep & bestendig je de kijkervaring. Daarvoor kun je deze vragen gebruiken. Het gaat er om met elkaar te delen wat je gezien, gevoeld en gedacht hebt.
Jullie mogen het oneens met elkaar zijn.

  • Wie zaten er allemaal in het verhaal?
  • Wat gebeurde er in het verhaal? Kan iemand een stukje vertellen, een gebeurtenis?
  • Liep het goed af?

2. Vragen over wat je vond

Iedereen heeft een andere mening en smaak, en het is goed om met elkaar te bespreken wat je vond en waarom je dat vond. Hierbij is het natuurlijk helemaal niet raar (en juist goed) als je wat anders vindt dan iemand anders uit de klas. Wees nieuwsgierig naar elkaar en elkaars mening.

  • Wat vond je een mooi of leuk moment?
  • Was er ook een zielig moment? Welk?
  • Was er ook een spannend moment? Vertel.
  • Wat vind je van Anton? Is hij een goeie leerling of niet?
  • Zou je vrienden met Anton kunnen zijn? Waarom wel/niet?

    Bijvoorbeeld: Anton is avontuurlijk, maar hij is niet zo aardig tegen de mensen om hem heen.
    Hij leert niemands namen, hij vindt anderen niet zo goed als zichzelf: ‘die anderen snappen echt niks.’ ‘Marietje is pas echt dom.’

  • Wat is pa voor iemand? Is hij behalve streng, ook aardig? Wanneer, waarom?

    Bijvoorbeeld: hij laat Antons boot door het zolderraam naar buiten takelen, hij is aan het eind trots, hij geeft Anton goed advies waar hij wat aan heeft ‘veters strikken en gaan’

  • Krijg jij wel eens ‘stom’ advies dat uiteindelijk eigenlijk heel goed advies is? Geef een voorbeeld.

3. Vragen en vervolgvragen

Als je het omdraait, zijn er dingen in de voorstelling die je herkent in je eigen leven? Daar gaan de volgende vragen over.

  • Zou jij Anton hebben willen zijn? Waarom wel/niet?
  • Wat heb jij wel eens opgegeven, omdat het niet lukte? Vertel!
  • Wat helpt jou om toch door te zetten, ook als je er helemaal geen zin in hebt?

    Zoals bijvoorbeeld bij: je kamer opruimen, je rekenwerk afmaken, rennen tot het piepje…

  • Moet je altijd alles per se doorzetten tot het lukt?
    • Ben je een mislukkeling als iets je nooit lukt? Vertel!
    • Is het extra knap om iets voor elkaar te krijgen dat je eigenlijk heel moeilijk vindt? Of is het minstens zo knap om te slagen in iets waar je sowieso goed in bent?
  • Moet je talent hebben om te iets te laten lukken?

    Of kan je ook slagen door te oefenen en door te zetten?

  • Waar droom jij van?

    Iets maken (wat?)
    Iets doen (wat?)
    Iets meemaken (wat?)
    Iets ontdekken (wat?)
    Iets bereiken (wat?)
    Gewoon een lekker rustig leven hebben…?

    • Denk je dat er iets is dat jij zelf kan doen om dat (te helpen) voor elkaar te krijgen?
    • Heb je het ervoor over om dat te doen?
Bedankt voor jullie aandacht!