-
Lesdoelen
- De leerlingen komen meer te weten over het leven in de middeleeuwse stad.
- De leerlingen oefenen in het gebruik van oude kaarten.
- Ook leren ze zich oriënteren op de oude en de huidige plattegrond van Vianen. Ze zien dat er veel veranderd is, maar ook dat veel elementen nog herkenbaar zijn.
-
Voorbereiding en benodigdheden
Print werkblad 1 (en eventueel het 2e deel van Gijsberts’ verhaal) en kopieer voor alle leerlingen. Het verhaal van Gijsbert is ook op deze pagina te lezen.
Benodigdheden
- werkblad 1 voor iedere leerling
- antwoorden Werkblad 1
- kaart met antwoorden
- voorleesverhaal over Gijsbert deel 2
Oude kaarten
Jullie ontvangen ‘werkblad 1‘. Vul deze in en bespreek kort de resultaten aan de hand van het ‘werkblad met de antwoorden‘. Bekijk ook de ‘kaart met antwoorden‘.
Vianen toen en nu
Vianen is sinds de middeleeuwen natuurlijk gegroeid en veranderd. Bekijk onderstaande kaart.
Het verschil tussen stad en (platte)land was enorm. De stad was ommuurd, en je kon er niet zo maar in- en uit lopen, zoals tegenwoordig. Net als in het verhaal: “Hij loopt zijn straat uit, linksaf de Voorstraat in, naar de Lekpoort in de stadsmuur. (…) De poortwachter kijkt onderzoekend naar Gijsbert. (…) … de poortwachter zegt niks en laat hem naar buiten, de stad uit.”
- Er is veel veranderd sinds de middeleeuwen, maar opvallend aan Vianen is hoezeer het stratenpatroon nog zichtbaar is. Bekijk het oude centrum op Google Maps en vergelijk met de oude kaart. Wat valt je op?
- Het oude stratenpatroon binnen de muren is voor een heel groot deel nog te herkennen. En de Grote Kerk zullen de meeste leerlingen ook wel kennen. Ook de stadsmuur is op verschillende plaatsen nog goed te zien. Zie je nog meer plekken die er nu nog zijn?
De dief bestolen – deel 2
Weten jullie nog wat er gebeurde met Gijsbert in deel 1?
Gijsbert is ’s ochtends vroeg de stad uit geslopen omdat hij nog één streek wilde uithalen voordat hij in de leer gaat bij een metselaar. Hij wil iets doen wat echt gevaarlijk is: een haas vangen. Hazen en ander wild waren voorbehouden aan de edelen. Gewone mensen mochten geen wild vangen. Gijsbert steelt de haas uit de strik van een stroper, die dus zelf ook weer een dief is. Vandaar: de dief bestolen. Maar als hij onderweg is naar huis met zijn buit, hoort hij burgers schreeuwen die achter een dief aan zitten. Hij denkt dat het om hem gaat en vlucht de kerk in.
Wat denken jullie dat er gaat gebeuren? Komt het goed met Gijsbert?
Bekijk de afbeelding hier onder. Let vooral op de man aan de linkerkant.
- Wat zou hij aan het doen zijn?
Wat deed men als er brand was?
De meeste huizen in Gijsberts tijd zijn van hout. Gijsbert woont met zijn familie ook in een houten huis. Houten huizen zijn natuurlijk brandgevaarlijk. En als er brand uitbrak, was het gevaar groot dat het vuur oversloeg naar andere huizen. In de Middeleeuwen is het meer dan eens voorgekomen, dat hele steden in vlammen opgingen.
Werd er dan niet geblust? Jawel, maar dat ging in de Middeleeuwen nog niet zo goed als tegenwoordig! Beter was het, brand te voorkomen. Het stadsbestuur vaardigde verschillende brandvoorschriften uit. Steden waren vaak ingedeeld in wijken. Elke wijk had een eigen schout of wijkoudste. Die moest in de gaten houden of iedereen zich aan de voorschriften hield. Er werden wijkschouwen gehouden. Schouw komt van ‘kijken’ en betekent ‘inspectie’. Als op de wijkschouw bleek dat iets niet in orde was, kreeg je vaak de tijd om dit alsnog in orde te maken, anders moest je boete betalen.
De volgende regels komen uit het verhaal van Gijsbert en hebben te maken met brand:
- Als er brand is, moet iedereen helpen blussen.
- Gijsbert ziet zijn vader met zijn bijl in de hand. Die moet helpen met het omverhalen van het huis dat ernaast staat.
- Aan de andere kant gooien ze natte zeilen over het buurhuis.
- Schele Leny liep met een vuurpot over straat.
In de Middeleeuwen waren er geen lucifers of aanstekers. Vuur maken was veel werk. Dus men hield het vuur in de haard zo veel mogelijk brandend/smeulend. Als het vuur toch was uitgegaan ging men vaak vuur ‘lenen’ bij de buren. Maar het was verboden met een brandend stuk hout over straat te gaan (vanwege het gevaar van een vonkje op een rieten dak). Het brandend stuk hout, of het kooltje, werd in een ijzeren vuurpot met kleine luchtgaatjes vervoerd.