Lennox

Na de voorstelling

  • Lesdoelen
    • De leerlingen reflecteren op wat ze hebben gezien
    • De leerlingen reflecteren op het thema van de voorstelling en waar je het terugziet in de hedendaagse wereld
  • Voorbereiding en benodigdheden
    • Voor opdracht 1: zet de stoelen (eventueel) in een kring
    • Voor opdracht 2: maak ruimte om te spelen, zet de stoelen en tafels eventueel aan de kant

Kringgesprek

Bespreek met elkaar de volgende vragen.

Geen enkel antwoord is fout, het antwoord op de vragen kan voor iedereen anders zijn. Dat is helemaal niet erg en (juist) goed!

 

  • Hoe zagen de acteurs eruit? En het toneel?

    Bedenk bijvoorbeeld:

    • Wat hadden de acteurs aan?
    • Wat hadden ze vast, of gebruikten ze?
    • Wat stond er allemaal op het toneel?
    • Waar deed het je aan denken?
  • Wat vond je het aller grappigste / spannendste / raarste van de voorstelling?

    Vertel ook eens hoe dat moment in de voorstelling ging.

  • Wie kan er navertellen wat er allemaal is gebeurd?

    Help de leerlingen met het chronologisch navertellen van de gebeurtenissen. Wat gebeurde er toen? En toen?

Naspelen

Nu mogen jullie in groepjes een scène uit de voorstelling gaan naspelen.

Dat mag het begin zijn, iets uit het midden of juist wel het einde van de voorstelling.

Het is niet erg als het een beetje anders gaat dan in de voorstelling, je mag er je eigen versie van maken.

 

Allereerst:

  • Wie weet er nog een scène uit de voorstelling?
  • Wat gebeurde er? Beschrijf het zo precies mogelijk.
  • Als je een deel niet meer weet, verzin er dan iets anders voor.
  • Maak nu groepjes van hoeveel spelers er ook in de voorstelling waren.

Dan:

  • Bespreek met je groepje de scène. Het mag de scène zijn die net klassikaal is genoemd, maar het kan ook een andere scène zijn als je dat leuker vindt.
  • Wat gebeurde er? Beschrijf het zo precies mogelijk.
  • Maak het niet te lang! 1 minuut per scène.
  • Sluit altijd af met een buiging, zodat de klas weet dat je scène is afgelopen.
  • Spreek het niet alleen maar met elkaar door, maar oefen het ook.

Tot slot:

  • Ieder groepje speelt hun (korte) scène.
  • Geef elkaar applaus als je klaar bent, net als in het theater.
  • Het publiek kijkt of ze het herkennen uit de voorstelling. Hebben ze iets veranderd?