Het vreselijk vervelende vlindertje

Na de voorstelling

30 minuten

  • Lesdoelen
    • De leerlingen reflecteren op de voorstelling die ze hebben gezien
    • De leerlingen leggen het verband tussen (gebeurtenissen uit) de voorstelling en hun eigen belevingswereld
  • In het kort

    De verwerking van de voorstelling gaat verder waar jullie in de prezi gebleven waren.

    De reflectie loopt van dia 11 t/m 14

    De doe-opdracht staat op dia 15

1. Inleiding op de reflectie

Neem eerst zelf de vragen uit de prezi door, voordat je met de leerlingen gaat reflecteren. Je kunt naar eigen inzicht vragen of doe-opdrachten toevoegen. Zo kun je de leerlingen bijvoorbeeld
vragen om emoties of personages uit de voorstelling uit te beelden.

De link om weer terug naar de prezi (presentatie) te komen vind je hieronder.

Link naar prezi

Dia 11

Jullie zijn naar de voorstelling ‘Het vreselijk vervelende vlindertje’ geweest. We zijn heel benieuwd wat jullie ervan vinden.

Dia 12

Feitjes

 

  • Welke personages kwamen voor in de voorstelling en hoe werden die gespeeld?

    Bijvoorbeeld:

    • Met een pop
    • Heel groot en overdreven
    • Met heel veel praten
    • Met veel bewegen

Dia 13

Hoe jullie de voorstelling vonden
  • Wat was het grappigste moment?
  • Wat was het spannendste moment?
  • Wat was het raarste moment?
  • Kun jij in de klas een moment nadoen uit de voorstelling? En kan iemand anders nadoen wat er toen gebeurde?

Dia 14

Vragen
  • Waarom willen kinderen soms plagen en pesten, denk je?
  • Heb je wel eens iemand geholpen? Hoe voelde dat?

Dia 15

Doe-opdracht

Motje leerde van zijn vader dat het leuk was om te pesten. Je voelt dan een kriebel in je kop dat is het fijnste dat er is. Motje voelde dat ook, maar toen hij iemand hielp voelde hij een kriebel in
zn buik. Dat vond motje nog een veel fijner gevoel.

Gebruik een knuffeltje. Dit is motje, je mag er ook snel een maken van twee (wc)rolletjes.

Opdracht:
Nu horen julllie een paar dingen die gebeuren met motje.
Telkens is de vraag: wat kan je doe als je motje wil pesten en wat als je motje wil helpen?
Steek je vinger op als je het weet en wil laten zien!

  • Voor de leerkracht

    Voor de leerkracht om voor te lezen:
    1 Motje fladdert en stoot tegen het hek hij valt op de grond.
    Wat kan je doen om hem te pesten? ….. wat kun je nu doen om hem te helpen. Laat maar zien.
    (haha dat deed lekker pijn hè motje tegenover gaat het? kan ik je helpen?)

    2 Motje durft niet de wc uit. Hij vind het te spannend om naar buiten te vliegen.
    (hij is een bange poepmot! tegenover zal ik met je meevliegen het weiland in?)

    3 Motje komt op een dag tussen de ‘gewone’ vlinders. Mooie kleuren en patronen op hun vleugels.
    (wat ben jij een kleine saaie vlinder tegenover vragen stellen, vertel: waar woon jij, hoe is dat? Wat handig dat je zo klein bent kan je overal tussendoor. Vind je het leuk om met ons tussen de bloemen te vliegen?)

    4 Motje is de weg kwijt. Hij zit helemaal alleen in het gras onder een een groot blad van een rode biet.
    (haha motje zit te huilen tegenover zal ik bij je wachten tot het weer droog is? Dan gaan we daarna samen zoeken naar papa.)

    5 Motje valt in een modderplas en zit onder de modder.
    (haha vieze moddermot tegenover daar is een schone water plas, kom mee daar maken we je schoon.)

Dank jullie wel!