Vertel aan de leerlingen dat zij vandaag een tekening van een beroep gaan maken.
Kies – zonder dat de leerlingen dit weten – één beroep uit de lijst van opdracht 2 en omschrijf dit beroep zo neutraal mogelijk. Gebruik geen worden als man of vrouw en probeer bij je uitleg te voorkomen dat je mannelijke of vrouwelijke voornaamwoorden gebruikt (hij/zij).
Geef de leerlingen 15 minuten de tijd om het beroep te tekenen. Als ze klaar zijn, vraag dan of ze de persoon die ze getekend hebben een naam kunnen geven en laat ze hun eigen naam achterop de tekening zetten.
Verzamel nu alle tekeningen en leg ze naast elkaar. Wat valt er op? Hoe hebben de leerlingen het beroep ‘bestempeld’?