Verhalenpret met Sanne – Ieber en Knoert

Verhalenpret: creatieve vertelideeën – keuze

verspreid over het jaar

  • Lesdoelen
    • De leerlingen leven mee en verplaatsen zich in een, met de groep verzonnen, personage. (verbeelding)
    • Ze beleven plezier aan het samen bedenken en onderdeel worden van verhalen.
    • Ze vormen zich een beeld bij een verhaal.
    • Begrijpen dat opeenvolgende gebeurtenissen een verhaal maken.
    • Ze vergroten taalontwikkeling en woordenschat.
    • Ze kunnen creatief zijn.
  • Wat kan je helpen?
    • Kies of je werkt in de kleine of grote kring.
    • Stel open concrete vragen en zorg ervoor dat je de suggesties van verschillende kinderen gebruikt in het verhaal. Wees nieuwsgierig naar de ideeën, oplossingen en invalshoeken van de kinderen.
    • Stel vragen die de zintuigen stimuleren. Een vraag beginnend met ‘Wat als…’ kan het verhaal verdiepen en aanvullen.
    • Ga op je ‘vertel stoel’ zitten; ondersteun het verhaal met houding, intonatie en mimiek.
      De kinderen zullen meedoen en nog meer betrokken raken bij het verhaal.
    • Voor meer houvast kun je het verhaal starten met een zelfverzonnen personage, iets wat past bij het thema van die periode of het seizoen.
      Met Kabouter Koosje, Flip de Haas, Nel Neushoorn, Mijsje Meisje, of Wiki Hoempapa kun je alle kanten op.

Het Grote Verhalenboek

Verhalen vertellen vergroot de woordenschat van kinderen. Noteer de gemaakte verhalen kort. Maak Het Grote Verhalenboek met daarin de verhalen in grote lijnen en een aantal tekeningen van de kinderen ter illustratie. Ze kijken er graag in en zullen zich de verhalen herinneren en ze steeds weer vertellen.

Illustratie uit een boek

Kies een afbeelding uit een prentenboek.

De verhalen zijn weggetoverd! Wie kan er helpen?

  • Vragen bij de prent
    • Bekijk de illustratie samen goed, benoem wat er echt te zien is.
    • Wat gebeurt er verder?
    • Waar kijkt de kabouter naar, waar staat dat huisje, wat zit er in de boom, …?
    • Prikkel de zintuigen door vragen of het daar warm of koud is, of wat je daar hoort.
      Op een dag gaat het heel erg sneeuwen…. /De kabouter hoort een plons…/ In de verte komt een krokodil aansluipen…
      Zo’n gebeurtenis prikkelt de kinderen, er ontstaat een verhaal.
    • Hoe loopt het af?
    • Herhaal het verhaal met de kinderen en noteer het in grote lijnen voor in Het Grote Verhalenboek van de klas.

Voorwerpen uit de klas

Drie kinderen kiezen een voorwerp uit de klas en leggen deze in de kring.

  • Bedenk zelf een personage voor het verhaal.
  • Beschrijf de situatie met de suggesties van de kinderen.
  • Vertel dat de voorwerpen in de kring ook in het verhaal voorkomen.
  • Verzin samen het verhaal. Haal erg indien nodig meer voorwerpen bij die in het verhaal voor kunnen komen.

Verteldobbelstenen

Maak verteldobbelstenen door de 6 zijdes van een grote dobbelsteen te voorzien van tekeningen van voorwerpen.

(Denk aan: een huis, vogel, wolk, druppel, ballon, oog, voet, kind, hoed, poes, fiets, vis, theepot, bal, bloem.)

  • Rol de verteldobbelsteen in de kring en begin een verhaal.
  • Je kunt ervoor kiezen eerst zelf een personage te introduceren, bijvoorbeeld Mies de Muis, en dan de afbeeldingen op de dobbelsteen inspiratie laten zijn voor wat Mies meemaakt. 
Met twee! Je kunt ook twee dobbelstenen inzetten: één met personages en één met voorwerpen. Rol met beide dobbelstenen en maak met de kinderen een verhaal met het personage en het voorwerp die boven liggen.

Oekiloeki in de klas

Plotseling krijgt de groep bezoek van een ‘onzichtbaar’ wezentje dat spannende avonturen meemaakt en nog veel van de kleuters moet leren (en omgekeerd).

Zorg voor kleine verwarringen in de klas (praktisch) en onderzoek met de groep wat er gebeurd zou kunnen zijn. Leg ’s morgens een tafeltje op zijn kop, leg post neer van Oekiloeki, laat een klein gebreid mutsje slingeren, strooi appelschilletjes op de grond. Allemaal aanleidingen om verhalen te maken over wat Oekiloekie allemaal meemaakt.
  • Hoe groot zou Oekiloeki zijn, hoe komen we erachter? Hoe ziet ze eruit? Wat zou ze lekker vinden?
  • Wat als Oekiloeki ook ‘s nachts in de klas is, waar zou ze dan slapen?
  • Wat als ze het koud heeft? Wat als ze ook in de kring wil zitten?
  • Wie maakt er een tekening van Oekiloeki? Misschien willen jullie ook post maken voor Oekiloeki?

De vertelmand

Vul een mand met gewone voorwerpen als potlood, pannetje, blok, miniboekje, plastic fruitstuk, bloem, bol wol, beker, autootje, lepel.

Met deze mand kunnen jullie tussendoor verhalen vertellen!

  • Zorg ook voor een aantal figuren als knuffel, poppetje, kleine beestje, kabouter.
  • Over wie gaat het verhaal vandaag? Kies één van de figuren uit de mand.
  • Wat gaat hij doen? Wat neemt hij mee? Wie komt hij tegen?

Foto’s

Bekijk de foto’s hieronder van links naar rechts.

hond – auto – bos – veer

Dit is Pitou de hond.
Hij ging in de auto naar het bos met ……
In het bos maakte ze een lange wandeling.
Pitou hoorde een vogelgeluid en zag de ekster op de boomstronk zitten.
Hij wilde de vogel pakken en rende achter haar aan.
De vogel was veel sneller, en vloog kraaiend weg.
Ze liet wel een veer vallen.

Varieer in de volgorde van de foto’s. Waarschijnlijk blijft Pitou de hond in dit geval wel hoofdpersonage. Hij zal steeds andere dingen meemaken en echt gaan leven voor de kinderen. Door foto’s te wisselen zullen de verhalen vanzelf veranderen.
Kies zelf plaatjes uit tijdschriften of uit de krant en leg deze in een volgorde. Maak een verhaal met deze plaatjes.