Erfgoed doen

Weg met de Wind

90 minuten

  • Wat gebeurt er in de film?
  • Waaraan zie je dat?
  • Wat valt er nog meer te ontdekken?
Deze methode heet Visual Thinking Strategies.
Meer info

Is dit een dier of een machine?

  • Hoe beweegt het zich voort?
  • Waar haalt het zijn energie vandaan?
  • Wat maakt iets een dier?
  • Wat maakt iets een machine?
  • Welke dieren hebben ook wind nodig?
  • Zijn er ook machines die door wind voortbewegen?
  • Als dit een machine zou zijn: wat kun je er dan mee?
  • Als het een dier zou zijn: hoe heet het dan?
Het gaat erom dat de kinderen nadenken over de energiebron en hoe iets in beweging komt.
  • Waarom willen mensen van A naar B?

    Mensen zijn altijd in beweging (geweest) en op zoek naar andere (betere) plekken, naar voedsel of water, naar andere mensen om spullen te ruilen en om op vakantie te gaan. Altijd hebben mensen geprobeerd om sneller, makkelijker, slimmer te reizen. Zo ontdekten ze dat als je een doek in de wind hield, de doek wilde vliegen en als je het bevestigde aan iets dat kon drijven, had je ineens een zeilboot. Er worden nog steeds nieuwe vervoermiddelen ontdekt en bedacht.

  • Wat heb je nodig om te kunnen bewegen of om vooruit te komen?
    • Wind
    • Spierkracht
    • Warmte
    • Electriciteit
    • Waterkracht
  • Welke energie gebruikt het strandbeest?

    Waarom denk je dat?

Werkblad voertuigen maken
Werkblad

Vind je eigen voertuig uit! Vul eerst het werkblad in en voer daarna je plan uit.

  • Wat heb je daarvoor nodig?
  • Hoe beweegt het?
  • Waar gaat het naar toe?

De leerlingen laten hun voertuig zien en leggen uit hoe het werkt.

  • Welke voertuigen bewegen door de wind? Hoe zie je dat?
  • Welke voertuigen bewegen door het water? Hoe zie je dat?
  • Voor welke voertuigen is menskracht nodig? Hoe zie je dat?
  • In welke voertuigen kunnen meer personen? Hoe zie je dat?
  • Welk voertuig is familie van het Strandbeest? Waar zie je dat aan?
  • Extra: Bewegen als een vervoermiddel

    In het speellokaal bewegen de leerlingen als de vervoermiddelen. Ze gebruiken daarvoor de foto’s als voorbeeld. Leerlingen bewegen als een paard met een eg door de klei, als een meisje die een trekschuit voortrekt, als een hond voor een hondenkar, als een drager van een kolenzak. Daarna bewegen de leerlingen op de wind, op het water, als een machine.